Carlos Drummond de Andrade (1902-1987) is de Neruda of Whitman van Brazilië, de stem van een natie, in wiens verzen een volk gestalte krijgt. Zijn gedichten zijn meditatief en cerebraal, maar ook vaak speels, als iemand die met een monkellachje metafysische vragen oproept.
Categorie archief: Poëzie
Gedicht van de week: Matsuo Bashō – A field of cotton
Het is onmogelijk te kiezen tussen alle ijselijk perfecte haiku’s van Matsuo Bashō. Stellen dat een schrijver geen woord te veel gebruikt is meestal een overdrijving, maar bij Bashō moet het letterlijk genomen worden. Als grootmeester van de haiku perfectioneerde hij het genre.
Gedicht van de week: Giuseppe Ungaretti – Zwerver
Het gedicht Zwerver (trouwhartig vertaald door Salvatore Cantore) drukt de fundamentele ontworteling uit, en maakt onmiddellijk duidelijk dat er geen oplossing mogelijk is: er is geen heilig land waar Ungaretti zich misschien zou kunnen thuis voelen, precies omdat het wennen zelf uiteindelijk tot wegkwijnen leidt.
Gedicht van de week: M. Vasalis: Eb
Dit gedicht, uit de bundel Vergezichten en gezichten van 1954, verbindt de getijden van de zee met een inwendig beleefde tijd. Het lyrische ik bevindt zich in een wachtende positie; trekt zich terug zoals de zee die zich terugtrekt bij laag water. Het gemoed zelf trekt terug, wacht op iets groters, en bereidt zo in zijn diepste zelf al de vloed voor; de omslag naar het gebeuren, de aankomst van meer.
Gedicht van de week: Guy Tirolien – Prière d’un petit enfant nègre
Tirolien wordt door Senghor een ‘esprit curieux, tempérament génereux’ genoemd, iemand die soms moeite heeft zichzelf discipline op te leggen, maar over veel talent beschikt. Onderhavig gedicht is zijn bekendste en raakt in al zijn eenvoud; veel dichters die bij de Négritude-beweging hoorden sloofden zich uit in nogal hermetisch surrealisme, maar Tirolien houdt het simpel.
Gedicht van de week: Wisława Szymborska – Het einde en het begin
Als de Poolse dichteres Wisława Szymborska (1923-2012) een oorlogsgedicht schrijft, dan gaat het niet over de oorlog: niet over de duizenden slachtoffers, niet over grootse veldslagen, verdriet en verlies, niet over heldhaftige bevrijdingen. Szymborska doet iets groters, door zich te wenden naar het kleine, het niet-fotogenieke, datgene wat uit de grote oorlogsjaren valt.
Gedicht van de week: W.B. Yeats – Leda and the Swan
‘Leda and the Swan’ behandelt een klassieke Griekse mythe, die als één van Zeus’ bekendste ‘avontuurtjes’ bekendstaat, nl. de verkrachting van een vrouw genaamd Leda in de hoedanigheid van een zwaan. Yeats toont op onwaarschijnlijk kort bestek de verstrekkende gevolgen van die handeling aan, – uit de bevruchting kwam Helena voort, de vrouw die de Trojaanse Oorlog zou ontketenen door geschaakt te worden door Paris.
Gedicht van de week: Ingrid Jonker – Moenie slaap nie
‘Slaap niet’ is een gebod de ogen open te doen voor het mooie van elke nieuwe dag, voor de verbeelding en de fantasie: de dag heeft een pauwenhoed op zijn hoed gestoken. De personificatie van de dag als dansend met een hoed op achter het gordijn maakt de tijd levend, suggereert dat de tijd niet de dagen opslokt maar daarentegen concrete en levendige mogelijkheden creëert.
Gedicht van de week: Guillaume van der Graft – Brief van het eiland
Guillaume van der Graft (1920-2010) is waarschijnlijk de meest miskende schrijver van het Nederlandse taalgebied. Hoewel zijn poëzie van hetzelfde niveau is als die van Lucebert, Campert, Vinkenoog, Kouwenaar en anderen van de Vijftigers, heeft hij nooit hun roem en reputatie verworven, door de spijtige omstandigheid dat de sterk joods-christelijke inslag van zijn gedichten als een toondoof anachronisme werd beschouwd in de jaren ’60.
Gedicht van de week: C. P. Cavafy – The god forsakes Anthony
‘The god forsakes Anthony’ evoceert een beroemde passage uit Plutarchus’ Parallele levens: aan de vooravond van de laatste veldslag met Augustus hoort Marcus Antonius, die zich samen met Cleopatra in Alexandrië heeft teruggetrokken, muziek en geroep. Er blijkt een mysterieuze troep muzikanten (en/of losbollen) luidkeels vanuit het centrum de stad te verlaten, op weg naar de vijand; eens ze de stadspoort uit zijn sterft het geluid weg.
