Gedicht van de week: Psalm 104 – De zichtbare wereld, door God gewild

. God toont zich menselijk: hij opent zijn hand, zijn blik treft de aarde en hij raakt de bergen aan. Het doet opnieuw denken aan Genesis, waarin een antropomorfe God adem blaast in de mens en wandelt door de tuin in de avondwind. Meer algemeen wordt de Schepping verheerlijkt via een lichamelijke verlustiging.

Khalil Gibran: The Prophet

Je ziet de hand van Gibran de schilder terugkomen; met een voorliefde voor het mystieke ontvouwt zich een religie van de aarde. The Prophet is een bijbel van het leven, een ode aan de schoonheid van de aarde, waarin alles vloeit; de mens die het dier eet, mengt zijn eigen bloed met het zijne, wordt bij het oprapen van de druiven de wijnrank.

Het Gilgamesj-epos (vertaald door Theo de Feyter)

Het opmerkelijk is dat bepaalde thema’s en verhalen, die we van latere werken kennen, hier al hun intrede doen, weliswaar op elliptische wijze, – het Gilgamesj-epos telt minder dan 100 pagina’s en staat vol lacunes, omdat een aanzienlijk deel van de kleitabletten nog niet is teruggevonden. Er bestaat onder historici de hoop ze ooit allemaal op te graven, maar voorlopig moeten we het met een verhaal vol hiaten stellen, al zijn de hoofdlijnen duidelijk.

Alaa al Aswani: Eigen vuur

“Eigen vuur is de munitie die men in een oorlog op de eigen partij afvuurt; al Aswani richt de pijlen op zijn eigen land. Dat doet hij met veel toewijding die in recensies als empathie wordt omschreven, maar dat niet helemaal is: het menselijke dat al Aswani ziet is het menselijke, al te menselijke: in die zin is zijn schrijven genadeloos; het is de tragiek van het kleine als vernedering.”