Alejo Carpentier – De guillotine op de voorsteven

♞ PERSONAGES

Sofia: de dochter van een koopman uit Havana, een eigenwijze en intelligente vrouw, minder vrijgevochten dan ze zelf wil, maar uiteindelijk het meest trouw aan zichzelf
Carlos: Sofia’s broer, die na de dood van zijn vader terugkeert naar het ouderlijk huis
Esteban: de neef van Carlos en Sofia, die sinds zijn vroege jeugd bij het gezin inwoont. Als kind epileptisch, als man schrijver voor de revolutie
Victor Hughes: bakkerszoon die op een dag op de deur klopt van het huis in Havana, en die zal uitgroeien tot koloniaal leidinggevende van Guadaloupe tijdens de Franse Revolutie
Billaud-Varenne: de verschrikkelijke, één van de hoofdfiguren van de terreur, die alles opofferde voor het heil van de revolutie en verbannen wordt naar Frans Guyana, waar hij bevriend wordt met Victor Hughes

༄ OPENINGSZIN

Die nacht heb ik gezien dat de Machine opnieuw werd opgericht. Ze stond op de voorsteven als een deur, geopend naar de wijde lucht, die ons reeds geuren van aarde meebracht over een Oceaan die zó kalm was, zózeer meester van zijn eigen ritme, dat het schip, zachtjes meegevoerd, dommelend zijn koers scheen te volgen, opgehangen tussen een ‘gisteren’ en een ‘morgen’, die zich tegelijk met ons voortbewogen. 

De machine is de guillotine op de voorsteven van het schip uit de Nederlandse titel, het moordtuig dat samen met de verheven Verlichtingsideeën de Caraïben binnenvaart. Aan boord van het schip: Esteban, een gegoede witte Creoolse koopmanszoon, die vastbesloten is de Revolutie te verspreiden, maar langzamerhand beseft dat de mooie ideeën door macht overwoekeren met wreedheid. Deze vooruitblik op de guillotine is slechts twee pagina’s lang; daarna zal Carpentier zijn verhaal klassiek chronologisch opbouwen, maar de fantastische voorafspiegeling van de gruwel, samengebald in het beeld van een guillotine die meereist met de idealisten die de vrijheid willen verkondigen – en geschreven in een zo beeldende taal, plaatst dit boek meteen in de hoogste regionen van de literatuur. 

▼ INHOUD

Het boek speelt zich af eind 18de eeuw op de Caraïbische eilanden, die op dat moment gekoloniseerd worden door de Fransen, Nederlanders, Britten en Spanjaarden. Na de korte prelude met de guillotine vangt het verhaal aan met Carlos’ thuiskomst in het ouderlijk huis; zijn vader is gestorven en met slechts een zus en een zieke neef zal hij de leiding van de zaak op zich moeten nemen. Maar de jongeren hebben weinig zin om de koele werkelijkheid dichterbij te laten komen. Terwijl hun voogd de zaken regelt, leven zij als godenkinderen. Ze maken een speeltuin van het huis, tussen onuitgepakte meubelen, wondere machines en verhalen en pamfletten. Ze vertellen elkaar verhalen, discussiëren over religie en wetenschap en spelen de personages die ze bewonderen. Ze bestellen de rijkelijkste schotels uit hotels uit de buurt en vergeten de wereld om hen heen. Dan, op een dag na het rouwjaar, wordt er luid op de deur geklopt. Victor Hughes, een koopman uit Port-au-Prince stelt zich brutaal voor, maar wint de jongeren voor zich met zijn avonturenverhalen en charisma, en dringt zich zo in hun leven. Wanneer ze moeten vluchten door hun banden met een bevriende vrijmetselaar, worden ze uit elkaar gedreven. Esteban volgt het spoor van de revolutie; samen met Victor Hughes trekt hij naar Europa, om pamfletten te verspreiden, en volgt hem later naar Guadeloupe, waar Victor zal uitgroeien tot een koloniaal leider. Maar de Revolutie verandert voortdurend van richting, nieuwe richtlijnen komen in de Caraïben aan met maanden vertraging, en de guillotine doet de vrijheidsstrijd ombuigen tot een terreur zonder einde of idealen.  

De gebieden waar het boek zich afspeelt, van noord naar zuid: 
Havana, de stad in huidig Cuba waar Carlos, Esteban en Sofia samen in het ouderlijk huis wonen 
Port au Prince, de stad van Carlos als koopman 
Guadeloupe, waar de slaven vrij worden verklaard maar de guillotine duizenden slachtoffers maakt 
Cayenne, de eindstad, waar Hughes naar wordt verplaatst en waar Sofia zal neerstrijken terwijl slavenopstanden toenemen en de Kerk terug in ere wordt hersteld 

▲ WAAROM IS HET GOED

Zoals Isabel Allende het magisch realisme een slechte naam gaf, zo deden nog veel meer auteurs dat met de historische roman; het historische kader wordt een sausje dat een smaakloos boek toedekt. Bij Carpentier aarzel je daarom om hem in dat hokje te vangen; de stijl, de personages, de fantasie zijn zo overweldigend dat het historische slechts één van de vele sterktes van dit boek is.

Toch is De guillotine op de voorsteven ontegensprekelijk een historische krachttoer; Carpentier dook jarenlang in de archieven in de Caraïben en kwam eruit met een boek waarin de hypocrisie van de Franse revolutie in haar diepe tragiek wordt gevat. Hij situeert de grote dromen in drie jonge mensen, die in Havana, ver van het Franse vasteland, de grote boeken en ideeën verwerken, en dromen van een wereld waar rede en broederschap heersen. Wanneer de Revolutie per schip Amerika bereikt, lijkt de droom in vervulling te gaan: slaven worden als vrije burgers erkend; mensen ontketenen zich van God en gebod. 

Maar snel wordt duidelijk dat de figuurlijke ketens niet verbroken kunnen worden; de zwarte slaven zijn nu zwarte dienaars, die voor een stuiver het hardste werk doen, en zo afhankelijk blijven van de voormalige slaveneigenaars. Carpentier roept de Revolutie tot leven; niet door een nadruk op de grootste evenementen of figuren; wel door de blik te verschuiven naar de marge van de Revolutie, naar de gebieden die door het trage oceaanverkeer maanden later aanwijzingen van Frankrijk krijgen. Het historische belang wordt voortdurend aangevuld met een filosofisch-existentiële ondertoon: de condition humaine heeft de idealen van de Revolutie altijd al ingehaald. De revolutie wordt elke revolutie; gepolijste plannen voor utopische toekomsten kunnen de bochten  en krochten van de werkelijkheid nooit zien en ondergraven door die blindheid zichzelf. 

De Spaanse titel El siglo de las luces (‘de eeuw van de lichten’, Spaanse term voor de Verlichting) maakt die grootse ambities van deze roman nog beter zichtbaar: het gaat over de Revolutie, maar het gaat over meer dan de Revolutie, over de grote verlichtingsidealen die zichzelf ondergraven door blinde gruwel. Toch is de Nederlandse vertaling goed gekozen; ‘de Verlichting’ klinkt veel minder lyrisch dan ‘de eeuw van de lichten’; en Carpentier heeft het beeld van de guillotine aan het begin zorgvuldig geselecteerd. Het is een megalomaan beeld: dat van het schip dat de grote Ideeën naar de Caraïben brengt, maar waar op de voorsteven onder een zeil de guillotine de volledige neergang in zich draagt. De Engelse titel is nog anders, Explosion in a Cathedral, verwijzend naar een schilderij dat voortdurend terug opduikt, Estebans lievelingsschilderij uit het ouderlijk huis in Havana: een explosie van een kathedraal, waarop de zuilen blijven rechtstaan; de kerk en de oude wereld worden niet weggevaagd. 

Carpentier vertrok voor zijn werk vooral van verhalen over de historische figuur Victor Hughes, de koloniale leider van de Caraïbische stad Guadaloupe. Victor is het hoofdpersonage van de roman, maar hij is de enige van de vier hoofdfiguren door wiens ogen we niet kijken. Een goede keuze; historische figuren blijven vaak groter vanop een afstand bekeken. Carpentier slaagt in de aartsmoeilijke opdracht de ambivalentie van die figuur menselijk te vatten; hij wordt geschetst als een groot leider, maar uiteindelijk niet als een grote mens; hij zal de Revolutie even trouw dienen als de restauratie. Carpentier heeft oog voor meer dan geschiedenis: Victors romance met Sofia is een prachtige tekening van het vinden van de sensualiteit tussen twee personen, maar ook van de hardheid van vervreemding die zich inzet. 

Het grootste deel van het boek reizen we mee met Esteban, die als schrijver vertalingen maakt van revolutionaire teksten en aan de zijde blijft van Victor. Terwijl Victor in aanzien groeit, gaat Esteban hem omwille van zijn afstandelijkheid en blinde trouw aan de Revolutie steeds meer bekritiseren. Zo blijft hij eenzaam zwervend over te midden van een wereldverschuivende revolutie, waarin hij zich de vraagt stelt hoe wereldverschuivend die in werkelijkheid is. Door de gruwel kan hij niet langer geloven in de verheven idealen, in Hughes die draait met de wind, tot hij uiteindelijk zelf niet meer weet wat boven en onder is, en na jaren gedesillusioneerd thuiskomt in Havana en zijn verhaal op een nacht uitbraakt, aan Carlos, Sofia en haar echtgenoot, die zijn blijven leven met het beeld van een idealistische revolutie, die alleen in de boeken bestaat. 

Stilistisch kan Carpentier zich meten met de allergrootsten; zijn proza is zo gepolijst, zo wonderlijk veelkleurig, dat elke ambiërende schrijver er wel depressief van moet worden. De grootste stilisten bezitten ook altijd meer dan stijl: de kracht om de wereld in een boek samen te ballen, en om in dat samenballen de wereld opnieuw uit te vinden, een reusachtig doek op te hijsen waarop de sublimatie van alle details de verhaalwereld tot leven wekt (wat Calvino met De onzichtbare steden doet voor een fantastisch Venetië doet Carpentier voor de eilandenpracht van de Caraïben, weliswaar meer realistisch maar met even grote woordkunst). De geuren van de stad, de textuur van stoffen, meubels en natuur zijn met zoveel schakeringen beschreven, dat lezen bij Carpentier haast een zintuiglijke ervaring wordt. 

De passage over de eilandentoer is onvergetelijk in dat opzicht. Esteban heeft op dat punt van het verhaal afstand gedaan van de grote ideeën van de revolutie nadat hij heeft gezien hoeveel leed en cynisme ermee gepaard gaan, maar is nog niet apathisch; hij richt zich op het kleinste zichtbare omdat het grote hem bedriegt. Carpentier schetst prachtig Estebans blik op de schelpen en het wier, en laat tegelijkertijd zien hoe alle dingen samenkomen, waardoor de scene iets kosmisch en filmisch krijgt (het doet in dat opzicht denken aan de film The tree of life in een ambitie het alles te vatten, maar Carpentier is subtieler en geslepener). In de Nederlandse editie loopt de passage over de eilanden tussen pagina 158 en 160. Twee citaten om een beeld van de rijkdom te geven: 

‘Want de wonderlijkste cactussen hadden de wacht betrokken op de flanken van deze Hesperiden zonder naam, waar de schepen op hun avontuurlijke tocht aanlegden; hoge kandelaars, wapenrustingen met groene helmen, groene fazantestaarten, groene sabels, groene noppen, vijandig uitziende watermeloenen.’ 

‘Er waren zwarte stranden, van verpoederd leisteen en marmer, waarover de zon stromen van vonken uitstrooide; gele stranden met een veranderlijke helling, waarop iedere vloed zijn arabesken in het zand achterliet, in een voortdurend gladstrijken en weer opnieuw tekenen; witte stranden, zó wit, zó schitterend wit, dat een beetje zand zich daarop als een vlek zou hebben afgetekend, want het waren uitgestrekte kerkhoven van gebroken, voortgerolde, tegen elkaar botsende, vergruizelde schelpen, die tot zulk fijn stof waren geworden dat het als ongrijpbaar water aan de handen ontsnapte.’ 

De citaten zijn prachtig, maar de passage is tegelijkertijd onmogelijk over te brengen zonder de situering in het grotere geheel, tussen de wreedheid van de guillotine en de dromen van Esteban. Het is door die achtergrond dat het zo’n meesterlijke zet wordt om dat lied van de natuur en het leven bladzijden lang aan te houden – een gedicht op zichzelf. 

Later in het boek komt een gelijkaardige lyriek terug in een passage over de sterren. Carpentier beschrijft hoe de sterren al alle namen van de heidenen hadden gekregen toen Christus met zijn apostelen aankwam, zodat er geen overblijven om de christelijke heiligen te vatten. In heel het boek zorgt die stilistische kracht ervoor dat er relatief weinig ruimte overblijft voor een uitgetekende psychologie van de personages, enerzijds ook omdat de geschiedenis zelf veel aandacht krijgt maar meer nog door die lyriek van de wereld; Carpentier richt zich op het tastbare eerder dan op de beleving, maar slaagt erin om daarin iets over menselijke beleving en het overkoepelende te zeggen. 

Zijn heerlijke stijl maakt dit boek, ondanks zijn grootse en tragische opzet, een plezier. Het is in dit soort boeken dat je als volwassene kunt wonen zoals je als kind deed; mee reizend door de straten, over de zeeën. En als je zou denken dat Carpentier met dit werk zijn repertoire had uitgeput: Het koninkrijk van deze wereld en Heimwee naar de jungle zijn meesterwerken die een grootse wereldse blik combineren met de exuberantie van het literaire beeld.

✎ DE SCHRIJVER

De grootste Cubaanse schrijver van de twintigste eeuw, een reus die buiten het Spaanse taalgebied niet de erkenning kreeg die hij verdiende; hij was naast schrijver ook musicoloog en schreef een omvangrijke studie van de Cubaanse muziek. Schreef een vijftal literaire meesterwerken en lag aan de basis van de latere Boom.

► VERDICT

Verbijsterend epos over het cynisme van de Revolutie, geslepen als een diamant. Alles wat je van een boek wil: een opzet die het eeuwige en het eigenste laat zien; een verhaal om in te wonen; en een stijl die de verhaalwereld voor altijd op je netvlies brandt. 

door Ana

Plaats een reactie