De vele verhalen worden samengehouden door de achtergrond, het woeste Baluchistan, en vinden daarin hun eerste en meest direct rakende kracht. Ahmad is geen schilder in zijn taal; hij schrijft korte zinnen en gebruikt niet meer adjectieven dan nodig, maar net daardoor – en een zuinig gebruik van een melancholische toon – zijn zijn beschrijvingen van de afgelegen rotsige hoogtes, de woestenij en zandstormen zo duizelingwekkend.
