Gedicht van de week: Matsuo Bashō – A field of cotton

Het is onmogelijk te kiezen tussen alle ijselijk perfecte haiku’s van Matsuo Bashō. Stellen dat een schrijver geen woord te veel gebruikt is meestal een overdrijving, maar bij Bashō moet het letterlijk genomen worden. Als grootmeester van de haiku perfectioneerde hij het genre.

Yasunari Kawabata: Duizend Kraanvogels

Kawabata slaagt erin de dunne plot tot in de diepte uit te werken, niet door grootse stijlmiddelen of dramatische dialogen; maar juist door het suggestieve te versterken. Dat begint bij zijn stijl: steeds elegant in zijn eenvoud, met korte zinnen en herhalingen die de beheersing kracht bijzetten.

Osamu Dazai: de ondergaande zon

Het is iets met Japanners, de kracht om een slepende eenzaamheid en existentiële leegte even kaal af te beelden. Dazai is er meester in: op 125 pagina’s schetst hij een volledig innerlijk leven van een jonge vrouw, met alle lagen radeloosheid, zonder een reële actie in haar eigen leven nodig te hebben.

Yūko Tsushima: Domein van licht

♞ PERSONAGES De ik-figuur: een jonge vrouw, verlaten door haar echtgenootHet dochtertje: haar enige driejarige kind, dat naamloos blijftFujino: de manSugiyama: een 23-jarige student met een minderwaardigheidscomplex, die soms op bezoek komt ༄ OPENINGSZIN Samen met mijn dochtertje heb ik een jaar op de derde verdieping, de hoogste, van een oud gebouw gewoond. Het was een flatMeer lezen over “Yūko Tsushima: Domein van licht”