Georgia O’Keeffe: Art and letters

Misschien horen deze brieven niet thuis op een literatuurwebsite, ze zijn niet geconstrueerd als kunst. Verschillende stukken gaan over praktische zaken als het uitwisselen van kunstwerken en de rompslomp die kwam kijken bij het ordenen van Stieglitz’ nalatenschap (O’Keeffes echtgenoot, de twintig jaar oudere Amerikaanse fotograaf en kunstpromotor). Maar wat zijn ze heerlijk in hun openheid, eenvoud en helderheid.

Georgia O’Keeffe’s leven is vervlochten met haar kunst: het groen van de lente aan Lake George, haar leemstenen huis in New Mexico, zitten in de schilderijen samen met de emoties die ze er beleefde. Haar beschrijvingen verrijken en verlichten haar werken. De felle, heldere kleuren komen terug in haar stijl en beschrijvingen.

De brieven zijn gevuld met verwondering over de kleuren van de wereld. In de brieven naar haar goede vriendin Anita Pollitzer springt de levenslust van het blad, zoals in augustus 1915:

Your letters are certainly like drinks of fine cold spring water on a hot day – they have a spark of the kind of fire in them that makes life worthwhile – That nervous energy that makes people like you and I want and go after everything in the world – good and bad – bitter and sweet – I want it all and a lot of it too –

Voorop alle andere thema’s komt de natuur. Buiten zit O’Keeffe in het bloed, zoals ze zelf schrijft. Uren zwerft ze door de rotsachtige landschappen van centraal Amerika, en de neerslag ervan in haar brieven toont de rechtstreekse kracht van de natuur. Ze schrijft geen decoratieve of gesublimeerde natuurlyriek, maar haar haar odes aan de lucht en de bomen vatten in hun levensechtheid en de verwikkeling met haar gevoelsleven precies de kern van wat de grootste natuurschrijvers met alle macht proberen op te roepen. “Kiss the sky for me”, schrijft ze meermaals aan het einde van een brief.

De natuur waar ze van houdt is een natuur teruggebracht tot haar eenvoudigste bouwstenen; het grote doek van de hemel, de eindeloze vlaktes, de  rotsen. Die vindt ze in de prairie van Texas, “land that seems more like the ocean than anything else I know”, maar bovenal in New Mexico, “a world almost untouched by man”. Daar trok ze telkens terug heen, maakte haar grootste kunst en vestigde zich uiteindelijk definitief in de beroemd geworden Ghost Ranch. Wie ooit door New Mexico heeft gereisd, in de hitte langs de wanden van de oranje rotsen van Abiquiu is gedwaald, ziet de landschappen in haar beschrijvingen voor zich oprijzen.

In de natuur vindt O’Keeffe de kleuren en vormen die tot haar ziel doordringen. “Color is one of the great things in the world that makes life worth living to me”, schrijft ze, en zelfs in haar schrijven zijn de suggesties van die kleuren altijd verrassend en rechtstreeks. In korte karakteriseringen als “the wet grass by the pink house” is er een frisheid die de zintuiglijkheid van haar ervaring doorgeeft. Nevenschikkingen als “the night and the wind and the piece of tin blowing off the roof” ontberen franje, maar roepen net door de directheid melancholie op.

O’Keeffes liefde voor de natuur vindt haar kracht ook omdat haar innerlijk niet zomaar harmonisch in lijn ligt met de vanzelfsprekende gang van de wereld. Het is een broze levenslust. Ze kent haar plaats in de kosmos (“I am a very small moment in time”). De dood jaagt haar geen angst aan, maar er is wel een inherente kwetsbaarheid in haar gevoelswereld. Zoals wanneer ze schrijft over de perfectie van de natuur, die beklemt: “There is something so perfect about the mountains and the lake and the trees – Sometimes I want to tear it all to pieces”. In de bloeiende New Yorkse kunstscene van de Jaren ’20 charmeert ze Stieglitz en de zijnen, maar tegelijkertijd aardt ze niet helemaal in het nijpende sociale leven met al zijn verwachtingen. “Living is so difficult”, schrijft ze, “people disturb me so much”. In New Mexico vond ze de ruimte die ze nodig had om te kunnen ademen, letterlijk en figuurlijk ver te kijken. Maar in die dalen is dan ook wel een soort nuchtere gelatenheid, waarin ze zich verwijdert van het stereotiepe beeld van de vrouwelijke gevoels/intuïtie-kunstenaar. Wanneer ze worstelt met depressie wordt dat nauwelijks gecommuniceerd, maar wacht ze tot de storm gaat liggen: “I have done nothing all summer but wait for myself to be myself again”.

O’Keeffe’s literaire stijl is uniek. Hoewel ze zelf schrijft dat woorden en zij geen goede vrienden zijn (“Maybe thats why I want to touch people so often – its only another way of talking”) is het net haar trappelende ongeduld met het woord, haar directheid die deze brieven zo uniek maken. Haar ritme met de snelle opeenvolging van korte uitstoten onderbroken door liggende streepjes draagt bij aan de versmelting van natuurlijkheid en energie, die vooral in haar jeugdjaren treffend is:

“So far I’ve forgotten it by dreaming I guess – and Im disgusted with dreams now – I want real things – live people to take hold of – to see – and to talk to – Music that makes holes in the sky – and Anita – I want to love as hard as I can and I cant let myself”.

Eenvoud is een constante, in de landschappen die ze opzoekt, haar beschrijvingen, haar blik op kunst en leven. Maar het is een eenvoud die bol staat van de intensiteit. In New Mexico vond ze een uitgeklede wereld, omdat net in een wereld als een open doek de kleuren het felst schijnen. De bloemen en schedels die ze verzamelt zijn vorm, kleur en licht uitgepuurd. De eenzaamheid die ze er vindt, opent ruimte voor openheid en onafhankelijkheid. Haar artistieke zoektocht stelt ze voor als intuïtie, een spel met vormen, een natuurlijke tegenhanger van de lange wandelingen als het kind tussen de elementen. “It was a wonderful and pure world that she lived in”, schrijft haar goede vriend (en waarschijnlijk minnaar, de 58 jaar jongere) Juan Hamilton in zijn voorwoord. “She was beautiful because she was what she was and didn’t try to make herself something else.” Dat verklaart ook O’Keeffes aantrekkingskracht tot het oosten; in de minimalistische vormen en aardekleuren vindt ze het eenvoudige leven als de enige weg naar het diepste leven. Want O’Keeffes eenvoud was nooit eenvoudig. Net haar “aura of honesty and directness” (opnieuw in de woorden van Hamilton) tilde haar uit boven alle pretenties van de kunstenwereld en maakte haar zo eigen. “Her genius was her oneness with herself”.

Haar aardsheid doet haar wegkeren van ingewikkelde kunstinterpretaties, die de essentie altijd missen door ze vast te leggen in duizend-en-één kaders: “It is easier for me to paint it than to write about it and I would so much rather people would look at it than read about it. I see no reason for painting anything that can be put into any other form as well”. Haar onwil van theoretisering staat allerminst gelijk met onwetendheid of naïviteit. De eenvoud is geen propositioneel onderschreven levensfilosofie, maar ze is wel intellectueel. Haar poëtica is er welbewust één van het beeld, en sommige van haar reflecties over vorm verdienen nadere analyse, zoals wanneer ze schrijft:

“I feel that a real living form is the natural result of the individual’s effort to create the living thing out of the adventure of his spirit into the unknown – where it has experienced something – felt something – it has not understood – and from that experience comes the desire to make the unknown – know – By unknown – I mean the thing that means so much to the person he wants to put it down – clarify something he feels but does not clearly understand – sometimes he partially knows why – sometimes he doesn’t – sometimes it is all working in the dark – but a working that must be done – Making the unknown – known – in terms of ones medium is all absorbing – if you stop to think of form – as form you are lost – The artists form must be inevitable”.

De kunstenaar komt hier naar voren als degene die de diep doorvoelde ervaring kan verlichten zonder die daarmee te begrijpen; vanuit een noodzakelijkheid, waarbij de vorm altijd als vorm moet blijven bestaan. Als de essentie van grote kunst nooit vatbaar is in taal, dan komt O’Keeffe met deze prachtig haperende reflecties toch dicht in de buurt. De grootste kunst lijkt nooit menselijk, omdat het altijd raakt aan het onraakbare, en O’Keeffe slaagt erin om het belang daarvan te verwoorden zonder te vervallen in wollige spiritualiteit of hermetische mystiek. De regel “If you stop to think of form as form you are lost” zou in elke estheticatheorie en aan elke beginnende kunstenaar als handleiding gegeven moeten worden. Daarom is haar eenvoud ook geen transparantie, integendeel; velen vonden het moeilijk hoogte van haar te krijgen, net omdat ze zo zeer zichzelf was. Dat maakt ze ook expliciet: “Maybe I do not like telling myself to people – and writing means that”.

O’Keeffe’s afzondering was daarbij overigens geen intellectuele isolatie. Ze converseert in haar brieven met mensen als Paul Strand en Frank Lloyd Wright. Wanneer de Equal Rights Amendment op de tafel van de regering ligt, schrijft ze Eleonor Roosevelt een persoonlijke brief om haar op te roepen man en vrouw een gelijke plaats onder de hemel te bezorgen. En ze kent haar eigen waarde: terwijl om haar heen kunstenaars met de Europese avant-garde dwepen, stelt ze zonder omwegen dat zij Amerika in haar werk een stem geeft. Haar artistieke authenticiteit komt voort uit de weigering te proberen behagen: “believing in what one does oneself is really more important than having other people pat you at the back”. Haar oordeel van vrienden is daarom soms scherp in zijn eerlijkheid. Cady Wells stuurt haar een kwade en gekwetste brief terug wanneer ze hem schrijft over zijn schilderijen: “some way the thing that makes a painting live and breathe isn’t there for me and I don’t know why”. En aan een bevriende muzikant schrijft ze: “Your music does not speak to me”. Het is die compromisloze scherpte die O’Keeffe met haar schoonheid, talent en intense levenslust zo aantrekkelijk moet hebben gemaakt voor de mannen van haar leven. Zelfs het flirten in haar brieven is van een eenvoud die tegelijkertijd radicale eigenheid is: “I like knowing the feel of your maleness / and your laugh –”.

Samen met de geadresseerden wordt de lezer zelf verleid. Dat is niet alleen zo in de intense jeugdige brieven vol gevoelsonrust, maar ook in de latere meer verstilde brieven, omdat de liefde voor de wereld nooit verstilt. De nabijheid van de briefvorm en de onwaarschijnlijke levendigheid van O’Keeffes ervaringen maakt de selectie tot veel meer dan een biografische inkijk. Het object van het boek zelf (samengesteld door haar Juan Hamilton) is daarbij ook heerlijk: de felle kleuren van de schilderijen en het dikke papier geven een leeservaring die zelf zintuiglijker is dan gewoonlijk. Maar voorbij de schoonheid van het object is dit een boek om telkens weer uit de kast te nemen om doorheen te bladeren; zelden vindt het leven zijn weg zo puur naar de taal.

door Ana

Plaats een reactie