Natsume Sōseki: Kokoro

Liefhebbers van Japanse literatuur zullen het met me eens zijn dat het moeilijk is om er een boek te vinden dat niet raakt aan opbeurende thema’s als zelfmoord, eenzaamheid, schuld en zelfkastijding. Kokoro is een sprekend voorbeeld in dat opzicht; als één van Japans meest geliefde en verkochte boeken aller tijden (een soort Japanse mengeling van Dostojevski en Kafka), werkt het keurig het lijstje af.

Centraal staat de relatie tussen een naamloze ik-verteller en zijn oudere vriend Sensei, een zwijgzame man met een intellectuele en afstandelijke uitstraling. De ik-verteller ontmoet Sensei aan zee (de ontmoeting is al lekker Japans stalkerig, met dagenlange zwemachtervolgingen voor het eerste gesprek) en krijgt er langzaamaan een asymmetrische vriendschap mee die grenst aan het obsessionele, waarbij hij Sensei voortdurend thuis opzoekt en hem brieven stuurt zonder dat die beantwoord worden. Hij is instinctief aangetrokken tot Sensei, in wie hij meer levenskennis vindt dan bij zijn universiteitsprofessoren. Maar gaandeweg ziet hij dat er iets niet in de haak is; Sensei is een grote geest, maar heeft geen vrienden en geen baan, de relatie met zijn vrouw is tegelijkertijd liefdevol en afstandelijk, en dan is er het graf van een vriend dat Sensei elke maand bezoekt, maar waar hij niet over wil spreken. Na zijn afstuderen wordt de ik-verteller in zijn ouderlijk huis ontboden, om mee te zorgen voor zijn zieke vader, wat het tweede deel van het boek in beslag neemt. Hij voelt zich vervreemd van zijn ouders en de sociale normen op het platteland, en wil liefst zo snel mogelijk terug naar Tokyo. Wanneer het duidelijk wordt dat zijn vaders laatste dagen zijn ingeluid, besluit hij toch te blijven, tot hij een bladzijden lange brief van Sensei ontvangt, die hij leest op de terugweg naar Tokyo. Het derde deel bestaat uit de ingelaste brief van Sensei, die hem deelgenoot maakt van zijn levenspad.

‘Your despondency is delightful’, zei iemand eens tegen me na een cynische klaagzang in een ver verleden. Ik moest eraan denken tijdens het lezen van Kokoro. Er is een aantrekkingskracht in onderdrukte bitterheid, in het zwijgzame lijden, iets verheffends dat de ik-figuur tot Sensei doet keren en Sensei op zijn beurt tot zijn jeugdvriend K. (de naam een interessante parallel met Kafka). De afkeer van de wereld brengt een ongebondenheid met zich mee die iemand boven het menselijke lijkt te verheffen. De kracht van veel Japanse schrijvers is dat ze inspelen op die aantrekking om de lezer te betrekken, en tegelijkertijd de bedrieglijkheid ervan suggereren, wat het boek naar een hoger intellectueel niveau trekt. Het is bedrieglijk, omdat de strijd vanbinnen dubbel gevoerd wordt, en via Sensei’s getuigenis zien we gelijkaardige worstelingen als die bij het hoofdpersonage.

Sōseki is, net als Kawabata, meester van het ongezegde, al kruipt hij anders dan Kawabata wel in de hoofden van zijn personages om die ongezegdheid psychologisch te beschrijven. Als in het eerste hoofdstuk, wanneer de ik-persoon Sensei vertelt hem te herkennen;

I hoped that he might share my feeling and was anticipating his answer. But after a thoughtful pause, he said, “I can’t say I recall your face. Perhaps you’re remembering somebody else.” His words produced in me a strange disappointment.

Iets gelijkaardigs doet Sōseki vaak: er is een gevoel (“strange disappointment”), maar hij beschrijft niet in detail hoe het voelt, en daardoor is er een prachtige zwaarte waarbij de volledige diepte van het gevoel gesuggereerd wordt zonder die te expliciteren. De kunst om die psychologie niet eens nodig te hebben (plus de stilistische en structurele perfectie) maken van Kawabata de grotere kunstenaar, maar Sōseki’s psychologische talent heeft een kwaliteit op zichzelf.

Ook het grotere historische verhaal tussen de lijnen geeft Sōseki een eigen kracht. Het boek is, net als ander werk van Sōseki, een thematisering van de overgang van een traditionele naar een moderne (en verwesterde) Japanse samenleving. Het nakende einde van de vader loopt in Kokoro gelijk met de dood van keizer Meiji, en daarmee met het einde van de Meijiperiode (1868-1912) – de jaren waarin Japan te maken kreeg met grote veranderingen in wetenschap, infrastructuur, scholing enzovoort. Sensei beschrijft in de ingelaste brief hoe de dood van de keizer aanvoelt als het einde van zijn generatie:

And then, at the height of the summer, Emperor Meiji passed away. I felt that as the spirit of the Meiji era had begun with him, so it had ended with his death. I was struck with an overwhelming sense that my generation, we who had felt Meiji’s influence most deeply, were doomed to linger on simply as anachronisms as long as we remained alive.

Er is het contrast tussen het platteland (met zijn sociale verwachtingen, bezoeken, de naïviteit en onschuld van de ouders) en de stad (het rijk van de mogelijkheden, studie als weg naar de toekomst, maar ook van de eenzaamheid en mensen met maskers). Het oude en nieuwe Japan worden gevat in Sensei als figuur, waardoor zijn mentale verscheurdheid de verscheurdheid van zijn tijd wordt. Sensei’s ontkoppeldheid en dubbele positie komen op verschillende manieren tot uiting; als kind wordt hij wees (en verliest daarmee zijn origine); wanneer de ik-figuur dineert, ligt het Japanse bestek op een westers gedekte tafel; en in Sensei’s brief staan opeenvolgende contrasten tussen de oude en de nieuwe wereld – de moerassige straten en het groen van weleer tegenover de drukke stad, de afkeer van trams als symbool van industrialisering, de zwijgzaamheid en ruwheid van studenten tegenover de schijnbare openheid van vandaag. Communicatie is één van de grotere thema’s van het boek: met de moderne tijd waarin alles mogelijk is, is iedereen tegelijkertijd geïsoleerd in een eigen pad, waardoor de ander altijd veraf is. Zoals Sensei aan de ik-figuur zegt:

Loneliness is the price we have to pay for being born in this modern age, so full of freedom, independence, and our own egotistical selves.

Eenzaamheid is ook het gevoel van het ik-personage wanneer hij terugkomt in het huis van zijn ouders. Omdat hijzelf is veranderd, moet zijn thuis ook vreemd aanvoelen, en dat koppelt hij expliciet aan een historische ontwikkeling:

Each time I came home from the city, I brought a new aspect of myself that was strange and incomprehensible to my parents. It was an element that was fundamentally out of harmony with both of them—rather as if, to make a historical analogy, I had introduced into a traditional Confucian household the disturbing aura of forbidden Christianity.

Het hoofdpersonage heeft geen plannen, geen dromen, bevindt zich in een tussenfase na studeren en voor werken, en zoekt in zijn bewondering voor Sensei naar een bevestiging die hij niet zal krijgen. ‘Kokoro’ is het Japanse woord voor ‘hart’, maar kan tegelijkertijd geest en moed betekenen. Het verhaal is ook een verhaal over ratio tegenover intuïtie, zelfkastijding tegenover overrompelende gevoelens. Sensei’s ascetische vriend K. wordt verliefd op een meisje en biecht zijn gevoelens op aan Sensei, die hem terechtwijst met zijn eigen filosofie, maar de filosofie toont zich altijd al als uiting van eigen eerdere gevoelens of ervaringen (in Sensei’s geval drijft jaloezie hem tot een onoprecht advies). In die zin wordt het eervolle van de zelfbeheersing van binnenuit uitgehold.

Kokoro verscheen in 1914, het jaar waarin Kafka Het Proces schrijft, en is evenzeer een tijdsdocument. Net als Kafka vat Sōseki een diep gevoel van vervreemding ten opzichte van het ik en anderen, dat voortspruit uit de moderne conditie. Sensei zal uiteindelijk zijn levensverhaal openbaren aan de jonge vriend, maar dat is tegelijkertijd het einde (van hem, van de vriendschap en van het boek): een complexloze nabijheid lijkt uitgebannen. Net als bij Kafka wordt dat gethematiseerd op morele wijze in een schuld en verantwoordelijkheid waaraan niet valt te ontsnappen.

Een meesterlijk boek, in de parallellen tussen vriendschappen, het contrast tussen de oude en nieuwe wereld en het gevoel van verlorenheid dat daarmee gepaard gaat, de levendigheid van de situaties, het raken van de condition humaine zonder die vast te pinnen. Het is jammer dat onze canons nog steeds zo westers gecentreerd blijven dat mensen als Sōseki en Kawabata hier niet even luid klinken als ze verdienen.

door Ana

Plaats een reactie