
Een eerste oordeel over de kwaliteit van dit werk heeft niet veel nodig; het is simpelweg een perfect verhaal – twee geliefdes zijn elkaar uit het oog verloren en bevinden zich door toeval opnieuw in eenzelfde sociale context – gesitueerd in de heerlijke setting van de georgiaanse samenleving waarin troepjes mensen voortdurend samenhangen, met koetsen die af en aan rijden en diners en uitstapjes naar verder gelegen gehuchten. Austen kent daarin dezelfde charme als de grote Russen, met een samenspel van intriges, observaties van kleine menselijke details en een spel van aantrekkingskracht en afstand. Het is het gemakkelijkste antwoord op ‘waarom is het goed’, maar daarom niet onbelangrijk, integendeel; wie de kracht van een levendig verhaal onderschat, onderschat de literatuur zelf.
De familie Elliot staat in het centrum: de ijdele vader Walter en oudste dochter Elizabeth, de hysterische jongste dochter Mary met haar echtgenoot Charles Musgrove en de middelste dochter Anne Elliot, het hoofdpersonage, altijd in de weer voor anderen. Sir Walter en Elizabeth verhuizen naar Bath omdat ze op hun eigendom boven hun stand leven. Anne blijft tijdelijk achter om een dorp verder voor haar zieke zus Mary te zorgen en om later met haar vertrouwenspersoon Lady Russell naar Bath te komen. In het huis van de familie Elliot trekt admiraal Croft in met zijn vrouw, die de zus blijkt te zijn van Captain Wentworth, met wie Anne zeven jaar voorheen een romance beleefde. Lady Russell, die na de dood van Annes moeder als tweede moeder voor haar zorgt, raadde haar toen een verloving met Wentworth af, en sindsdien lijdt Anne een wat teruggetrokken leven, waarbij ze de gloed van haar jeugd is kwijtgeraakt. Wanneer blijkt dat kapitein Wentworth een langere periode bij de familie Croft zal verblijven, worden de oude gevoelens opgerakeld. Anne en kapitein Wentworth zien elkaar in de obligate diners bij de verschillende families, waarbij Wentworths afstandelijke beleefdheid de vervreemding versterkt. Ze zijn vreemden geworden voor elkaar; ‘Nay, worse than strangers’, merkt Austen scherp op: ‘for they could never become acquainted. It was a perpetual estrangement’. De ontmoetingen van Anne en Wentworth rijgen de scenes aan elkaar. De spanning van de romantische vervreemding wordt tot het einde aangehouden.
Jane Austen boogt daarbij op de burgerlijke intriges om het verhaal te laten vloeien, maar reflecteert er tegelijkertijd op van bovenaf met een bijtende ironie (het Engelse ‘wit’ past nog beter). Dat doet ze net als in haar andere verhalen via een zelfbewuste jonge vrouw, die wel volledig binnen de etiquette past maar tegelijkertijd meer van het leven wil, het gezelschap van intelligente mensen verkiest boven dat van graven en barons. Een verpleegster wordt als waardevoller geschetst dan alle mensen die denken dat ze de waarheid bezitten: ‘She has a fund of good sense and observation which, as a companion, make her infinitely superior to thousands of those who having only received ‘the best education in the world,’ know nothing worth attending to.’
Doorheen de overmatige etiquette ziet Anne de al-te-menselijkheid van ieder; en ze verkiest spontaneïteit en gepassioneerde conversatie boven gentleman-manieren. Soms levert dat oprechte verwondering op voor de vreemdheid van een etiquette die zelfdestructief werkt, zoals wanneer twee meisjes Mary Elliot meevragen op een wandeltochtje tegen hun eigen wil in: ‘Anne felt persuaded, by the looks of the two girls, that it was precisely what they did not wish, and admired again the sort of necessity which the family-habits seemed to produce, of every thing to be communicated, and every thing being to be done together, however undesired and inconvenient’ (afstandelijke veralgemeningen als deze zijn hilarisch in hun nuchterheid en vormen voor mij de grootheid van Austen).
Er komt een ander ideaal wereldbeeld naar voren, waar mensen geprezen worden om hun karakter en talenten, eerder dan om waar ze vandaan komen of hoe vlot sociaal ze overkomen. Tegelijkertijd is Austen nergens prekerig; ook sympathieke personages als de belezen Captain Bentworth worden ironisch geanalyseerd: ‘he repeated, with such tremendous feeling, the various lines which imagined a broken heart, or a mind destroyed by wretchedness, and looked so entirely as if he meant to be understood, that she ventured to hope he did not always read only poetry’. Om die rake en gevatte observaties wordt Austens werk soms in verband gebracht met de ‘comedy of manners’; hoofdzakelijk toneelstukken waar de sociale conventies en artificiële regeltjes van een gegeven maatschappij satirisch op de korrel worden genomen.
Austen gebruikt als één van de eersten vrije indirecte rede; Anne Elliot is het belevende centrum, en we kijken door haar ogen, maar zonder ik-vertelling, waardoor er een afstand ontstaat die de perfecte vrijgeleide vormt voor de witty observatie. Paradoxaal genoeg wordt Anne als hoofdpersonage door de personages om haar heen nauwelijks als eigen persoon opgemerkt; ze let op de kinderen, troost haar zus en verzorgt de zieken.
‘Persuasion’ is zoals de titel aanwijst (overigens gekozen door haar zus na Austens dood) een centraal thema en komt ook vaak expliciet aan bod; er zijn alle personages die Anne als brugfiguur vragen anderen voor hun mening te winnen; er zijn de overtuigde karakters van Mary en de twee jonge nichtjes die voor zichzelf opkomen; en overtuigingskracht maakt deel uit van het georgiaanse tijdperk in het algemeen waarin de elegante taal en retoriek hoogtij vieren in de gedirigeerde sociale verhoudingen.
Maar de centrale overtuigingsact is die van Lady Russell, die Anne Elliot heeft overtuigd niet met Captain Wentworth te trouwen, en daarmee zeven droeve jaren heeft ingezet voor beide partijen. Austen vat de negatieve macht van overtuiging op de fijnste manier; het gaat niet om een manipulatief spel waarin burgerlijke individuen elkaar de loef afsteken. De centrale overtuigingskracht is die van degenen die het goed menen; van Lady Russell, die enkel het beste wil voor haar oogappel, maar daardoor blind is voor de waarheid van Annes buikgevoel (een later feministisch thema dat Austen hier al aanraakt; hoe oprechte gevoelens preciezere en betere richtinggevers kunnen zijn dan de meest uitgewerkte argumenten).
In tederheid en vriendschap zit de grootste kracht, die tegelijkertijd een destructieve kracht blijkt, wanneer mensen hun naasten meer gaan vertrouwen dan hun eigen gevoelens. Er ligt waarschijnlijk een biografisch gegeven aan de basis van het verhaal; Austen had zelf haar nichtje Fanny overtuigd om niet aan een lange verloving te beginnen, omdat de liefde niet tot het huwelijk zou standhouden. Ze beklemtoonde in haar brieven hoezeer Fanny zelf moest bepalen, maar Austen zag zichzelf heen en weer geslingerd tussen het vertrouwen in haar nichtje, en het meegeven van haar rationele en meer ervaren oordeel. De wreedheid in de overtuigingskracht vormt een rode draad doorheen het boek.
De souplesse van Austens ironische stem, de subtiliteit van de observaties en de filosofische diepgang vormen de belangrijkste tegenargumenten voor het schadelijke beeld dat toch nog over Jane Austen bestaat, als een begaafd schrijfstertje dat romantische verhalen vaardig neerpent zonder meer. Films van haar werken hebben er geen goed aan gedaan; giet een Hollywoodsaus over het werk van een vrouwelijke auteur en ze wordt nog meer in het hokje van entertainmentliteratuur geduwd dan ze al was door haar vrouwelijkheid. Dat vooroordeel wordt overigens expliciet aangehaald: ‘Men have had every advantage of us in telling their own story. Education has been theirs in so much higher a degree; the pen has been in their hands. I will not allow books to prove anything’.
De laatste paragrafen zijn over te slaan voor wie het boek nog niet gelezen heeft (de spanning is net wat het boek zo heerlijk maakt een eerste keer, dus scheer je weg). Maar het is op zich te belangrijk om niet te vermelden; het feit dat Austen het boek goed laat eindigen – dat na de lange opbouw van vervreemding en de afstand van Anne ten opzichte van de andere personages het toch lukt voor haar en Wentworth opnieuw bij elkaar te komen. Het is wonderlijk hoe Austen erin slaagt die hereniging ontroerend te maken, en toch schuilt er iets in dat haast te mooi is om waar te zijn zonder dat het in het verhaal afbreuk doet aan de geloofwaardigheid – het is het leven dat zich in de roman naar het sprookje mag buigen.
Misschien verbeeldde Austen zich de mooie romance die ze zelf niet kon hebben (er is veel speculatie over haar liefdesleven, maar er was alleszins een afgebroken romance met ene Thomas Lefroy), maar ze slaagt erin het niet als een sprookje te laten lezen, het zo zorgvuldig op te bouwen dat de toenadering romantisch zonder sentimentaliteit is. Daarbij is het niet zonder betekenis dat Anne uiteindelijk een kapitein trouwt, en daarmee tekent voor een toekomst op zee. Het is een ontkoppelde toekomst, een verderzetting van haar ontkoppelde situatie tussen de verschillende ‘little social commonwealths’, zoals ze de huishoudens omschrijft met elk hun eigen discoursen. Anne is degene die zich tussen de commonwealths kan bewegen, zich ‘kleedt’ in het discours van een bepaalde familie als ze ergens tijd doorbrengt. Zo wordt ze uiteindelijk misschien tegelijkertijd de schrijver zelf. Ze is de observator, aanwezig in het midden van de observatie, maar staat er ook altijd en noodgedwongen buiten.
door Ana
