
♞ PERSONAGES
Pip: de protagonist die we volgens tijdens zijn volwassenwording, van kleine jongen tot jonge man.
Mrs. Gargery: Pips zus, die zijn opvoeding op zich neemt omdat zijn beide ouders overleden zijn; ze is streng en weinig aimabel, en houdt zowel Pip als haar man Joe sterk onder de knoet
Joe Gargery: de erg nuchtere, minzame en lankmoedige zwager van Pip, die hem stilzwijgend steunt in het terreurregime van zijn vrouw, maar nooit een woord van kritiek op haar aan zijn lippen laat ontsnappen
Miss Havisham: mythisch Dickens-personage, vrouw die binnenshuis leeft in een trouwjurk zonder ooit daglicht toe te laten, versteend in tijd en ruimte sinds een mislukte poging tot huwelijk
Estella: meisje dat Pip ontmoet bij miss Havisham en waar hij op slag verliefd op wordt
Herbert: Pips trouwe wapenbroeder
Mister Jaggers: de man die Pips bildungsjaren in goede banen moet leiden
Wemmick: de financiële rechterhand van mister Jaggers
Abel Magwitch: de mysterieuze crimineel waar het verhaal mee opent en die later opnieuw zijn opwachting maakt
༄ OPENINGSZIN
‘My father’s family name being Pirrip, and my Christian name Philip, my infant tongue could make of both names nothing longer or more explicit than Pip. So, I called myself Pip, and came to be called Pip.’
Great expectations heeft misschien wel de meest memorabele openingsscène van alle Dickens-klassiekers. Protagonist en ik-verteller Pip staat in het verlaten moerasgebied van Kent naar de graven van zijn ouders te kijken en introduceert zichzelf aan de lezer, wanneer een morsige figuur opduikt uit de schaduwen en de bibberende Pip om eten vraagt. Het gaat om een haveloze crimineel, die uit de gevangenis ontsnapt is. Pip ziet geen andere mogelijkheid dan zijn verzoek in te willigen.
▼ INHOUD
Pip woont als wees in bij zijn zus Ms. Gargery en zwager Joe en weet dat hij weinig meer van het leven kan verwachten dan Joe te vervoegen in diens smidse. Zijn dromerige en avontuurlijke karakter brengt hem geregeld in conflict met zijn veel oudere zus, die stevig de scepter zwaait in het huishouden; Joe heeft medelijden en lepelt stiekem extra jus op Pips bord als hij weer een uitbrander te verduren krijgt. Hij vreest dan ook dat het stelen van voedsel voor de crimineel hem zuur zal opbreken, maar tot zijn verrassing blijven consequenties achterwege. Twee grote, plotse omwentelingen brengen verandering in de gang van zaken en leggen Pips leven in de beslissende plooi.
Eerst zorgt de pompeuze mr. Pumblechook, een typisch Dickensiaanse blaaskaak met geaffecteerde maniertjes, ervoor dat Pip om de week een zekere miss Havisham een bezoek brengt; dat is een oudere dame die verbitterd en eenzaam haar kamer niet meer wenst uit te komen en iemand nodig heeft om haar te ondersteunen als ze heen en weer wandelt. Bij miss Havisham treft Pip Estella aan, een meisje dat iets ouder is dan hij en hem, als klein smidsjongetje, met dedain behandelt; hij is hier zeer door gekwetst, maar kan zijn liefde voor haar niet onderdrukken, ook al weet hij dat hij door zijn maatschappelijke positie nooit kans zal maken.
Maar dat verandert van de ene op de andere dag. Een anonieme weldoener informeert Pip en zijn voogden per brief dat hij Pips opleiding tot gentleman financieel op zich wenst te nemen: in plaats van in Kent smid te worden, gaat Pip naar het grote Londen om zich te ontwikkelen tot gewichtig man. Pip ziet kans alsnog Estella het hof te maken en bezoekt daartoe miss Havisham, die zijn verlangens doorziet en er op ambigue wijze tegelijk aan meewerkt en het saboteert. Ook Estella is de kunst van het aantrekken en afstoten machtig; Pip wordt er soms wanhopig van, maar geeft niet op.
Intussen wordt hij langzaam maar zeker volwassen, raakt hij bevriend met mede-gentleman-in-waiting Herbert Pocket en leert hij met schulden manoeuvreren. De identiteit van zijn weldoener blijft onbekend, mr. Jaggers en de minzame Wemmick weten van niets, het zijn maar tussenpersonen. Hij blijft dingen naar Estella’s hand, maar weet niet of zij daar ontvankelijk voor is.
Het laatste kwart van het boek heeft de bekendmaking van zijn weldoeners identiteit en de afloop van zijn hofmakerij in petto. Omdat Dickens lezen een bijna kinderlijk vermaak met zich meebrengt, zal ik kies zijn en die ontwikkelingen voor mezelf houden (voor wie het nog moet lezen).
▲ WAAROM IS HET GOED
Ach, Dickens! Het is onmogelijk niet van hem te houden. Vanaf het allerprilste begin oefende hij een hypnotiserende aantrekkingskracht uit op het grote publiek en hij heeft die greep nooit losgelaten. Zijn eerste opus was het magnifieke The Pickwick papers, dat onmiddellijk een schot in de roos bleek en zijn vaste humor en types introduceerde (vooral dan het duo mr. Pickwick en Sam Weller). Meesterwerk na meesterwerk volgde.
Misschien is Dickens na Shakespeare wel het grootste mirakel van de westerse literatuur. Hij stelt ons voor een mysterie dat moeilijk te beantwoorden lijkt. Bij het lezen van Dickens springen onmiddellijk grote zwaktes in het oog: hij is geen fijnzinnig stilist, kan geen technisch vakman worden genoemd, slaagt er meestal niet in zich tot het strikt noodzakelijke te beperken en schept eerder vlakke dan ronde personages. Misschien is hij wel de minst erudiete en intellectuele van alle grote schrijvers. En toch is hij volstrekt onweerstaanbaar. Zijn exuberante scheppingsdrang kan met eigenlijk niemand vergeleken worden (of het moet Shakespeare zijn): de werkelijkheden die hij schept zijn zo levendig en bruisend dat ze ons overrompelen en automatisch in hun ban krijgen. Als Alice tuimelen we, keer op keer, in Dickens’ konijnenhol. De paradox van zijn personages is dat ze inderdaad eerder vlak dan rond zijn, maar toch een krachtiger aanwezigheid vormen dan de ronde personages van andere schrijvers. Het zijn types, in de zin dat ze op het einde van het verhaal dezelfde persoon zijn als in het begin, maar ze staan in ons geheugen gebrand. We hebben het gevoel hen te kennen.
Eigenlijk toont het genie van Dickens zich in het aantal opgesomde personages supra: het zijn er al meer dan bij andere besprekingen en dan heb ik er nog met spijt in het hart enkelen moeten weglaten. In één roman schept Dickens wel tien personages die memorabel kunnen worden genoemd en zich duidelijk aftekenen voor je geestesoog. De vitaliteit die uitgaat van die personages en hun interacties vormt de voornaamste aantrekkingskracht van Dickens’ romans; je wordt meegesleurd door een onstuitbare stroom van leven, die het echte leven tot een lauw soepje degradeert.
Nu kun je grofweg van twee soorten Dickens-boeken spreken: de meer ‘ernstige’ boeken en de meer ‘humoristische’ boeken. Zoals elk groot kunstenaar is Dickens altijd beiden tegelijk, maar het is waar dat de toon van zijn vertellingen sterk kan verschillen: er is bv. een markant verschil tussen The Picwick papers en Bleak house. In feite heeft Dickens een evolutie doorgemaakt van onschuldige en vrolijke komedies in het begin naar zware en triestige treurspelen op het einde. Great expectations is in die zin uniek dat het een volmaakte combinatie voorstelt van Dickens’ temperamenten en modi operandi: de humor en de ernst worden op sublieme wijze door elkaar in evenwicht gehouden.
Het begin is, ondanks de weinig benijdenswaardige positie van Pip, vooral geestig, door de spanning tussen Pip en zijn zus en het samenspel van Pip en Joe. Joe bestaat enkel uit goedheid en barmhartigheid, een eenvoudige ziel (‘I always treated him as a larger species of child’, zegt Pip) die dolverliefd is op zijn vrouw zonder dat iemand goed begrijpt waarom en grenzeloos naar haar opkijkt (andermaal zonder dat het duidelijk is waarom); en ondanks dat hij Pip heimelijk steunt, is zijn vaste zinsnede over haar ten overstaan van Pip dat ze toch zo mooi is. Pip en Joe hebben de gewoonte woordeloos met elkaar te communiceren door te liplezen achter haar rug om, maar vaak loopt dit niet zoals gewenst:
‘At this point, Joe greatly augmented my curiosity by taking the utmost pains to open his mouth very wide, and to put it into the form of a words that looked to me like ‘sulks’. There, I naturally pointed to Mrs. Joe, and put my mouth into the form of saying ‘her’? But Joe wouldn’t hear of that at all, and again opened his mouth very wide, and shook the form of a most emphatic word out of it. But I could make nothing of the word.’
Hier is de meesterlijke humorist Dickens aan het werk, de komische exuberantie die hij in The Pickwick papers het eerst had tentoongespreid. Veel van de humor volgt uit het contrast tussen de bijna duivelse Mrs. Gargery en de van naastenliefde en lankmoedigheid overlopende Joe; als zij bijvoorbeeld vindt dat Joe al te lang haar vraag onbeantwoord laat, pakt ze hem bij zijn snor vast en stoot ze zijn hoofd tegen de muur, net zolang tot hij antwoordt. Nooit geeft Joe ook maar een blijk van boosheid of verdriet. Het is onmogelijk niet van Joe te houden.
Een volmaakte synthese van tragiek en humor bereikt Dickens met het personage miss Havisham. Op een dag regelt de pompeuze en pedante mr. Pumblechook – hoe komt het toch dat zodra Dickens iemand schetst, al is het maar met enkele regels, je hem onmiddellijk ziet? Ik geloof dat we hier met een vorm van alchemie te maken hebben die aan de metafysica grenst, omdat hij ongrijpbaar is; ik zou niet exact in de tekst kunnen aanduiden hoe het komt dat zijn personages op een intensere manier gestalte krijgen dan bij andere schrijvers; we kunnen het vaststellen, maar het is veel moeilijker het te verklaren. Maar zoals ik dus zei regelt mr. Pumblechook (schitterende naam ook) dat Pip een zekere miss Havisham moet bezoeken en vermaken; Dickens drijft de spanning op door iedereen met een zekere angst over haar te doen praten. Pip treft in een donkere ruimte een oud wordende vrouw aan, volledig in witte trouwkleren gehuld. De ramen en gordijnen zijn dicht; alle klokken staan op twintig na negen. Ze blijkt slecht ter been te zijn en heeft afleiding nodig; ze vraagt daartoe dat Pip samen met Estella, een meisje dat bij haar inwoont, spelletjes speelt terwijl ze toekijkt. Miss Havisham merkt al snel dat Pip in de ban raakt van Estella en lijkt hier een duivels plezier aan te ontlenen. In de loop van het verhaal blijkt dat miss Havisham voorgoed verbitterd is geraakt door het plotse weglopen van haar aanstaande bruidegom vlak voor het huwelijk (om twintig na negen); ze gelooft niet meer in liefde en verkneukelt zich in de mislukte liefdes van anderen. Ze ziet dat Estella Pip als een minderwaardig sujet ziet en moedigt zijn hofmakerij aan, om hem te zien lijden. Estella, die ze als een pleegkind opvoedt, vormt ze helemaal naar haar verbitterde evenbeeld, wat op het einde tot een grote confrontatie leidt, – maar het is niet duidelijk of Estella zich ooit aan die opvoeding zal kunnen ontworstelen. Over het algemeen is Great expectations een ambivalente roman, – het befaamde open einde laat alle soorten van interpretatie toe. Het lijkt alsof er met Pips liefde voor Estella afgerekend wordt op het einde, wanneer hij haar na een (op het eerste gezicht definitieve) afwijzing opgeeft en zijn aandacht verschuift naar Biddy, een meer bescheiden meisje dat hij kent uit zijn jeugd, en dat ongecompliceerd en sympathiek is; maar dan blijkt Biddy al andere plannen te hebben. Een onverwachte en daarom sublieme wending in het verhaal, omdat alles wat eerder gebeurde leek op te bouwen naar hun uiteindelijke hereniging. Niets is minder waar; Dickens gooit ons en Pip zand in de ogen. Kun je zelfs van bildung spreken? Heeft Pip iets geleerd uit wat hij meemaakt? Dat is lang niet zeker; en dat maakt het des te realistischer. En ook miss Havisham wekt pathos en medelijden op; Pip gaat nooit tot een absolute veroordeling over. Ze is even zielig en kwetsbaar als verbitterd.
Tussen de openingsscène en het open einde zitten nog honderd-en-één memorabele personages, en een spannende verwikkeling met de crimineel van het begin, Abel Magwitch, die terugkeert in het laatste kwart van het verhaal. Het plot zit als het raderwerk van een horloge in elkaar (het doet soms denken aan het ronduit waanzinnige plot rond Old Shurehand, waarin Karl May op het einde een honderdtal onthullingen doet en elk betrokken personage elkaars geheime halfbroer en vader en geliefde blijkt te zijn geweest), wat vrij zeldzaam is voor een Dickens, aangezien zijn boeken in feuilleton verschenen en dus vaak een episodisch en labyrintisch karakter hadden (iets wat bij bv. Dostojevski ook het geval is). Het ontroerende zwaartepunt van de roman is Pips vriendschap met Herbert, die hem structureel ‘Handel’ noemt omdat dat goed klinkt, en zijn gevoelens van spijt tegenover Joe, die hij na zijn nieuwe status als gentleman nog maar zelden ziet. Hij zoekt later toenadering en Joe blijft altijd even vriendelijk, maar toch is er iets gebroken. Pip merkt dat Joe hem ‘sir’ noemt en zichzelf een houding probeert te geven; de eenvoudige smid voelt zich niet op zijn gemak in het grote Londen; hij begrijpt dat Pip nu tot een andere sociale klasse behoort en schikt zich daarin. Als Pip op het einde van het boek berooid is en het bed moet houden, houdt Joe hem gezelschap en is de vertrouwde hartelijkheid opeens terug, – Joe noemt hem opnieuw ‘my old chap.’ Maar dat blijft niet zo:
‘As I became stronger and better, Joe became a little less easy with me. In my weakness and entire dependence on him, the dear fellow had fallen into the old tone, and called me by the old names, the dear ‘old Pip, old chap’, that now were music in my ears. I too had fallen into the old ways, only happy and thankful that he let me. But, imperceptibly, though I held by them fast, Joe’s hold upon them began to slacken; and whereas I wondered at this, at first, I soon began to understand that the cause of it was in me, and that the result of it was all mine.’
De band die beiden hadden in het begin, toen Pip jong was en de wereld ongecompliceerd, zal nooit meer terugkomen. Het leven schrijdt verder en je hebt je maar vast te klampen. Op het einde van de roman is zowat alles in Pips leven veranderd, en toch kan hij nog alle kanten uit. Alles is gebeurd en niets is gebeurd. Pip blijft achter met zijn grote verwachtingen. En wij met hem.
✎ DE SCHRIJVER
Zelfs te midden van de reuzen van het realisme steekt Dickens erbovenuit, al was het maar door de devotie van het grote publiek. Chroniqueur van het Londense leven tijdens het victoriaanse tijdperk, joviale familieman, onvermoeibare veelschrijver, aanklager van sociale misstanden, groot humorist. De lievelingsschrijver van Godfried Bomans, die zijn humor en liefde voor kerst en gezelligheid deelde.
► VERDICT
Eén van Dickens’ grootste successen, proeve van zijn komisch en dramatisch meesterschap. Er zijn weinig personages zo groots als Joe (op zijn bescheiden wijze) en miss Havisham.
door Arthur
