
♞ PERSONAGES
- Dom João: el rei, de koning van Portugal, die een gigantisch klooster laat bouwen in het Portugese dorp Mafra
- Baltasar: een oud-soldaat die een hand heeft verloren in gevechten voor de koning in Spanje
- Blimunda: een helderziende schone, die door mensen en dingen heen kan kijken
- Sebastiana Maria de Jesus: Blimunda’s moeder, een kwart jodin, verguisd en verbannen naar Angola voor hekserij
- Pater Bartolomeu Lourenço: een priester die de drie-eenheid ontkent en daarom steeds beducht is voor de inquisitie, terwijl hij werkt aan een vliegmachine
- Scarlatti: een anarchistische muzikant die de klavecimbel bespeelt terwijl de anderen aan Bartolomeus vliegmachine werken
༄ OPENINGSZIN
“Dom João, vijfde van die naam op de koninklijke tabel, zal zich vanavond naar het slaapvertrek van zijn vrouw begeven, Dona Maria Ana Josefa, die ruim twee jaar geleden uit Oostenrijk is gekomen om de Portugese kroon kinderen te schenken, maar die tot op heden nog niet zwanger is geworden.”
Met dat koningstafereel opent Saramago zijn memoriaal van het klooster; het Fransciscanerklooster dat diezelfde Dom João belooft te bouwen wanneer zijn vrouw hem een kind schenkt. De nuchtere openingszin is slechts één van de vele stijlregisters die Saramago in dit boek opentrekt; net zoals hij zijn blik over hemel en aarde richt, vertrekkend van de intieme vertrekken van de koning om uit te komen bij de aardse Baltasar en Blimunda en de eigenzinnige pater en Scarlatti.
▼ INHOUD
Inhoud
De Portugese vorst João V belooft een klooster te bouwen in het kleine plaatsje Mafra als Maria Ana van Oostenrijk hem een kind kan baren. Wanneer dat gebeurt, lost hij zijn belofte in, maar het is het Portugese volk dat ervoor opdraait. Mannen worden onder dwang van hun vrouwen weggeleid en moeten jarenlang het zwaarste werk verrichten om het megalomane bouwwerk te voltooien. Tegen de achtergrond van de grootheidswaanzin van een vorst met het menselijk lijden dat hij veroorzaakt vertelt Saramago het verhaal van de mensen in de schaduw van het dorp.
De rijzige Baltasar Zeven-Zonnen, een eenarmige oud-soldaat, begint zonder veel woorden te houden van Blimunda, die naar zijn evenbeeld Zeven-Manen zal genoemd worden. De bevlogen pater Bartolomeu Lourenço, die ze beide bewonderen, verschijnt en verdwijnt in hun leven. Hij koestert de droom te kunnen vliegen en vat met hun hulp de bouw aan van een grote vliegmachine, de passarola, in de vorm van een vogel. Om die te laten opstijgen moet de pater het geheim van de ether achternagaan. Blimunda, met haar gave om door mensen en dingen heen te kunnen kijken, verzamelt ondertussen de ‘willen’ van de mensen, omdat de pater beweert dat enkel door de menselijke wil een mechanisch geheel op kan stijgen. Wanneer na lange bouwwerken de passarola effectief opstijgt, maakt de vreugde snel plaats voor angst voor de inquisitie, en raken de drie elkaar kwijt, om via omzwervingen terug naar elkaar op zoek te gaan.
▲ WAAROM IS HET GOED
De premisse met het centrale verhaal van het klooster geeft het werk zijn mythische dimensies. Voor het onmetelijk bouwwerk moeten stukken marmer door de bergen worden gehesen met het verlies van mensenlevens tot gevolg. De scene waarin het marmeren blok uit de touwen glijdt is ijselijk tastbaar. Dat de Engelse vertaling ‘Balthazar en Blimunda’ luidt is in die zin een doorbreken van de kracht van een werk dat de persoonlijkheden net via een grotere lens groots maakt; we hoeven geen diepe inkijk in gevoelswerelden te krijgen om een ongelooflijk gevuld beeld te krijgen. De harde tegenstelling tussen de blinde macht van de vorst en de gedwongen lijdensweg van het volk spiegelt Saramago’s kennis van een bestaan in de marge (zijn gezin was straatarm) en richt vol mededogen de schijnwerpers op de kleine grote mensen, ver van het bladgoud van het paleis. Blimunda’s helderziendheid is er één van de aarde; ze kijkt door de lichamen; net zo bedaard nuchter is Baltasar, bijvoorbeeld wanneer hij de uitleg voor de passarola niet hoeft te horen omdat niemand in een vogel kan kijken en dus kan een mens ‘niet weten wat maakt dat hij vliegt, maar ondertussen vliegt hij wel, waarom, omdat een vogel de vorm heeft van een vogel’.
Die vogel-vliegmachine van pater Bartolomeu is meteen het andere centrale object naast het gigantische klooster. Wanneer de passarola in de bergen is neergestreken en Baltasar en Blimunda hem vol liefde repareren, lijkt de vogel haast een personage. Zowel het onmogelijke vliegen als Blimunda’s magie vormen een groots magisch realisme, dat nergens geforceerd aanvoelt; Saramago boetseert zijn fantastische lyrische vertelling schijnbaar achteloos.
Dat doet hij in een stijl die niet minder is dan een orgasme voor literatuurliefhebbers; in zinnenrijkdom kent Saramago weinig gelijken. In de mooie vertaling van Harrie Lemmens voel je hoe Saramago elke zin proefde; hij schreef elke voormiddag drie bladzijden, beheerst, wegend tot elke zin goed was. Die zinnen zijn meestal lang, vaak geschreven als het bloemrijke spreken van een mondelinge vertelling, en combineren de meest tastbare beschrijvingen met een beschouwende blik, zoals in het weerzien tussen Blimunda en de pater:
‘Het begon al te schemeren, maar zij herkende de gestalte van de pater die afsteeg, vier jaar is ook weer niet zo lang, zij kuste hem de hand, waren er geen nieuwsgierige buren geweest, dan was de begroeting anders verlopen, want deze twee, of deze drie, als Baltasar er ook bij was geweest, worden geregeerd door wetten van het hart, en in al die voorbije nachten moet er minstens één zijn geweest dat ze alle drie dezelfde droom hadden, ze zagen de vliegmachine haar vleugels uitslaan, ze zagen hoe de zon uiteenspatte tot een groter licht en hoe de amber de ether aantrok, de ether de magneet en de magneet het ijzer, alle dingen trekken elkaar aan, het is slechts zaak te weten hoe ze in de juiste volgorde te plaatsen om de bestaande orde te verbreken.’
Saramago’s machtige metaforen versterken de lyriek; wanneer bijvoorbeeld de koningin zich voelt als de beelden op het voorsteven van het schip, “die niet het verst zien, want daarvoor hebben we de zeekijker en de man in het kraaienest, maar wel het diepst”. En steeds behoudt Saramago de tastbaarheid: pasteien, bloemruikers, de bouwmaterialen van de passarola en het klooster brengen de wereld van het boek naar buiten. De eeuwige beelden – de zon, het brood – geeft hij de grote rol die ze toekomt; de zon staat ongenadig boven de werf van het klooster en de steengroeves; het brood draagt Blimunda steeds bij zich, om haar stekende gave af te remmen (wanneer ze heeft gegeten, ziet ze de brij niet van de lichamen om zich heen).
Tegelijkertijd lapt Saramago alle regels waarmee schrijfcoaches je om de oren slaan aan zijn laars (“show don’t tell”): hij eist zijn rol van verteller op, zegt wat hij doet, wisselt waar hij zin heeft, doet zijn vertelling teniet (“dit is niets dan een sprookje”), springt van eerste persoon enkelvoud naar meervoud naar derde persoon en terug. Op een ogenblik lijkt het verhaal verteld te worden door Blimunda’s moeder, wat het mythische en metafictionele gehalte versterkt: als heks heeft zij magische krachten, ze verdwijnt in het eerste hoofdstuk maar blijft in haar afwezigheid zien, zoals ze tijdens het leven door oppervlakken heen kon kijken (een metafoor voor de verbeelding van de schrijver?).
Dit boek vindt zijn kracht in nog zoveel andere dingen: de harde politieke aanklacht op de gruwelen van het absolutisme met een liefdevolle tekening van de burgers zonder macht; de liefde voor een wetenschap die gelooft, muziek die verlicht; de grootsheid van het aardse en de betovering die daarvan uitgaat voorbij alle religies; en de zeldzaam krachtige vrouwenschetsen. Maar, misschien ultiem, in de kern van het verhaal zelf: de liefde tussen Baltasar en Blimunda, bij de mooiste uit de literatuur. Hij ziet haar op de dag waarop haar moeder wordt weggebracht. Vanaf dan is hun liefde zo onuitgesproken maar zo vanzelfsprekend – hun samenzijn wordt op de proef gesteld, koning en kerk worden gehekeld, maar hun liefde nooit, die is. Hun zorg en toewijding zijn zo woordeloos maar zo diep, en daarom des te groter de tragiek als ze elkaar uit het oog verliezen. Als in de vroege dialoog waarin Baltasar besluit te blijven, waarin hun woord en antwoord heen en weer gekaatst worden in een eindeloze zin:
“[…], doe zoals je gedaan hebt, je bent gekomen en vroeg niet waarom […] Blijf, zolang je niet gaat, zul je altijd nog kunnen vertrekken, Waarom wil je dat ik blijf, Omdat het moet, Dat is geen reden die me overtuigt, Als je niet wilt blijven, ga dan, ik kan je niet dwingen, Ik heb de kracht niet om te gaan, je hebt me betoverd, Ik heb niets betoverd, ik heb geen woord gezegd, ik heb je niet aangeraakt, Je hebt door me heen gekeken, Ik zweer dat ik nooit door je heen zal kijken, Je zweert dat je het niet zult doen terwijl je het al gedaan hebt, Je weet niet waarover je praat, ik heb niet door je heen gekeken, Als ik blijf, waar kan ik dan slapen, Bij mij.”
Het is die liefde verweven met de grootse verhaalschepping die het boek zo diep-ontroerend maar nooit sentimenteel maakt.
✎ DE SCHRIJVER
Portugees nobelprijswinnaar met een onwaarschijnlijk zwierige stijl. Als kind straatarm, als jongeling hoppend van de ene naar de andere baan komt hij uiteindelijk in de krantenwereld terecht. Vanuit die politieke gerichtheid kiest hij altijd partij voor de vergetenen, bij een communistische krant en later in romans die het onvertelde verhaal uit de geschiedenis naar boven halen. Uiteindelijk – altijd fijn om te horen voor ambitieuze zielen – wijdde hij zich pas op zijn 53ste ernstig aan de literatuur en werd beroemd.
► VERDICT
Een diepontroerend kosmisch verhaal van een meester van de stijl.
door Ana
