E.M. Forster: A Passage to India

♞ PERSONAGES

Dr. Aziz: gerespecteerde dokter, moslim, heeft zijn vrouw verloren, emotioneel
Cyril Fielding: het hoofd van de school, een vrijgevochten geest, hij is tolerant en respectvol, maar kan India ook niet helemaal aanvaarden hoe het is
Adela Quested: komt naar India om Heaslop te trouwen, en wil graag echte Indiërs ontmoeten, maar is ondanks haar eerlijkheid naïef en bekakt
Ronny Heaslop: magistraat in Chandrapore, niet slecht maar wel verbitterd, gelooft niet meer in echte banden met Indiërs
Mevrouw Moore: Heaslops moeder, respectabel, eigenzinnig, wordt vrienden met Aziz maar verzwakt en verbittert na de tocht naar de grotten
Professor Godbole: een eigenaardige brahmaan, die wegvlucht van het conflict maar in het laatste deel terugkomt bij de feesten voor de godheid
De Turtons, Callendars, McBryde, Derek: de Britten van de club: racistisch, snobistisch, hypocriet

༄ OPENINGSZIN

Behalve de grotten van Marabar – die er dertig kilometer vandaan liggen – heeft de stad niets wonderlijks te bieden.

Als oriëntalisme de reductie van het oosten tot het magische en mythische andere is, dan doet Forster hier precies het omgekeerde. De fictionele provinciestad Chandrapore, in Brits India, waar het verhaal zich afspeelt, wordt getekend als een wanordelijk geheel met een fletsgeel ziekenhuis en een rivier met rottende lijken.

▼ INHOUD

Mevrouw Moore en juffrouw Quested komen van Engeland omdat juffrouw Quested een mogelijke verloofde is voor mevrouw Moores zoon, Ronny Heaslop, die ze nog van vroeger kent. Maar Heaslop is veranderd: als magistraat is hij gedesillusioneerd door de chaos van de Indiërs en gelooft hij niet langer dat de Britten met openheid en vriendelijkheid hun macht kunnen vestigen. Het is beter je werk te doen op een afstand van de plaatselijke bevolking, en de superioriteit te laten voelen om de orde te bewaren. Mevrouw Moore en Adela vinden die instelling triest, en besluiten zelf het echte India te leren kennen. Mevrouw Moore wandelt alleen door de stad en ontmoet de jonge Indische dokter Aziz in een moskee.

Omdat de andere Britten de vrouwen niet willen teleurstellen, organiseert de club een gemixt feestje, waarbij Indiërs en Britten elkaar kunnen ontmoeten, maar dat draait uit op een flop waarbij iedereen in zijn eigen groepje blijft en van de gehoopte ontmoeting niet echt sprake is. Die vindt pas plaats op een kleiner theekransje bij het schoolhoofd Fielding, waar de vrouwen en Fielding bevriend raken met Aziz en Godbole, en plannen maken voor een uitstap naar de woest ogende Marabarheuvels (de trots van de streek waarover Aziz opschept, hoewel hij er zelf nooit is geweest).

Maar het tripje naar de Marabarheuvels heeft al voor de omkering van het boek een onaardige sfeer: het is te warm, Aziz doet te veel moeite om hen te behagen maar is daardoor zijn natuurlijkheid kwijt en zo is het voor iedereen meer een beleefdheidstrip dan een aangename tijdsbesteding (Aziz is ‘demonstratief ongedwongen’). Dan komt het keerpunt: juffrouw Quested raakt kwijt in de grotten. Als Aziz haar beneden in het dal ziet, denkt hij dat ze geen zin meer heeft in het uitstapje, en verhult hij haar vreemde vertrek voor de anderen.

In feite denkt Adela dat ze betast is in een grot. Op de terugweg met de trein wordt Aziz aangehouden en het komt tot een rechtszaak, waarin de verschillen en vooroordelen tussen Britten en Indiërs expliciet worden. Fielding kiest de kant van Aziz en wordt uit de club gezet. De rest van het boek is een afwegen van de verschillen en kloof tussen Britten en Indiërs, die in de vriendschap tussen Fielding en Aziz zichzelf tegelijkertijd bewijst en overbrugt.

▲ WAAROM IS HET GOED

Toen Passage to India verscheen, ontketende het een klein schandaal in de Britse literaire wereld: openlijk over een vriendschap tussen kolonisator en gekoloniseerde schrijven was een aanfluiting van de Britse heerschappij. Zich afspelend tegen de achtergrond van de Indische onafhankelijkheidsbeweging die in de jaren 20 met Gandhi een reëel Indisch nationalisme tot stand begon te brengen, begaf Forster zich op glad ijs. Ironisch genoeg wordt Forster vandaag van het omgekeerde beticht: zijn werk zou de koloniale structuren bevestigen en bestendigen. Said verweet Forster de imperalistische structuren niet in vraag te stellen. De dubbelzinnigheid doorkruist het boek zelf. Seksime, imperalisme en racisme zijn ongetwijfeld aanwezig. De Indiërs worden afgebeeld als een irrationeel, achterdochtig en chaotisch volk. Vrouwen zijn naïef, achterbaks en hebben hysterische instortingen.

Toch zijn de minst sympathieke personages ongetwijfeld de Britten van de club, die leren dat je Indiërs als voetvolk moet behandelen, zelf geen dromen meer hebben in het barre Indische land, en dagen vullen met leugens, lege gesprekken en hypocrisie. De sympathiekste personages op hun beurt zijn degenen die de ontmoeting wel tot stand proberen te brengen, al hekelt Forster evengoed hun naïviteit. Die ontmoeting begint in de mooie openingsscene met mevrouw Moore, de oude Britse dame die met een andere blik wil kijken. Ze heeft een oprecht en hartelijk gesprek met dokter Aziz, een moslim die ze ontmoet in een oude moskee. Later zal mevrouw Moore mythische proporties aannemen binnen de Indische bevolking, die opgeschud is door de rechtszaak, en om haar vriendschap met een Indiër als ‘Oema Omoor’ tot volksheldin wordt verheven.

De enige echte vriendschap is misschien die tussen Fielding en Aziz, omdat het een ontmoeting is die de kans krijgt te groeien. Toch is Aziz’ ontworteling ook zijn vrijheid, niet meer in de pas van de Britten te moeten lopen. Hun vriendschap zal ooit zijn, wanneer India onafhankelijk zal zijn en ze elkaar als gelijken in de ogen kunnen kijken; nog niet. Tegelijkertijd is Aziz als moslim zelf een tussenfiguur, dichter bij het geordende monotheïstische westerse wereldbeeld dan zijn hindoeïstische landgenoten. En ondanks de seksistische tekening van vrouwen, zijn het wel mevrouw Moore en Adela die trachten de ontmoeting tot stand te brengen, zichzelf vrijvechten (Adela breekt tweemaal de verloving af), kiezen voor de eerlijkheid.

Echt groots schept Forster niemand. De oosterlingen hebben te veel achterdocht, de westerlingen zijn te schijnheilig. De Britten ageren met hun ratio maar maken er anderen ook kapot mee, terwijl de Indiërs te emotioneel zijn en van alles verhalen maken. Maar Forsters cynisme is ook zijn kracht om de zwakheden van ieder mens te laten zien. Mevrouw Moore lijkt edel maar verandert voor haar vertrek in een verbitterde zeur, juffrouw Quested kiest dan wel voor het goede maar is hysterisch en bekakt. Ze toont haar eigen vooroordelen als ze Aziz vraagt of hij meerdere vrouwen heeft, en hem zo, rouwend om zijn overleden vrouw, schoffeert. Fielding is vriendelijk maar ook zwak en Aziz’ oprechtheid wordt voorbijgestoken door zijn achterdocht en vulgaire opmerkingen over vrouwen.

De setting van het boek speelt een grote rol. Forster beeldt India niet af als de romantische exotische bestemming die het in vroegere romans was. De Murabarheuvels die dreigend in de verte de horizon innemen, zijn groots maar niet mooi. Het blijkt logisch dat daar het verhaal van ontmoeting omkeert in de onvermijdelijke strijd. De verzengende hitte en dorheid gaan samen met een mensbeeld dat niet met hoge idealen flirt.

Zelfs voor de stukken die ontegensprekelijk kolonialistisch zijn rijst steeds de vraag of het iets afdoet aan de esthetische kwaliteit. Vrouwen spelen geen rol bij Kafka, en als groot observator van vrouwen gaat hij nooit bekend worden, maar hij blijft staan als esthetisch genie. Het zou kunnen afdoen als het resulteert in een algemeen basale tekening zonder diepgang, maar er zit genoeg complexiteit in Forsters blik en stijl om die weg niet op te gaan.

Forsters stijl is rijk, met strakke dialogen en mooie beschrijvingen. Het boek bestaat uit drie delen, en de opbouw is licht eigenaardig te noemen, met de rechtszaak die de eigenlijke ‘gebeurtenis’ is en lang op zich laat wachten (daardoor krijgt hij wel de kans het volledige landschap met de club, de relaties en de aankomst van de vrouwen te schetsen), en een vreemd derde deel, waarin Forster plots de experimentele toer opgaat. Het vangt aan met Godbole, die voorheen een zijrol kreeg, en nu de leiding neemt over de hindoeïstische vieringen, die even veelkleurig en chaotisch beschreven worden als ze zijn. De repetitieve gezangen worden overgenomen, ‘Tukaram Tukaram, Gij zijt mijn vader, moeder en iedereen, Tukaram, Tukaram…’ en in plaats van beschrijving keert Forster zich tot een opsomming van indrukken: ‘lawaai, lawaai, het verwesterde orkestje harder, wierook op het altaar, zweet, de zee van licht, wind in de bananen, lawaai, donder, tien voor twaalf op zijn horloge’.

Maar de primaire kracht zit in Forsters tekening van de realiteit als realiteit: idealen bestaan hoogstens als herinnering. Niet lang nadat Adela en mevrouw Moore aangekomen zijn, slaat de verveling al toe. ‘Het leven is voor het grootste deel zo saai dat er niets over te zeggen valt, en de boeken en gesprekken die het als boeiend willen beschrijven moeten onherroepelijk overdrijven om hun eigen bestaan te rechtvaardigen.’ Forsters ridiculisering van de toerist is net als in A room with a view ongenadig (en als kritiek blijvend relevant): daar wilden Lucy en Charlotte het ‘echte Italië’ leren kennen; hier gaat het voor Adela en mevrouw Moore om de ontmoeting met een ‘echte Indiër’. Die wens is een droom want een ontmoeting met het echte leven is in Forsters wereld haast altijd chaotisch of banaal. Dat is bij momenten hilarisch: eigenlijk vindt niemand de grotten, de trots van Chandrapore, echt het wonder dat ze zouden moeten zijn, maar niemand geeft het toe. ‘Als de bezoeker één zo’n grot heeft gezien, als hij er twee heeft gezien, als hij er drie, vier, veertien, vierentwintig heeft gezien, keert hij naar Chandrapore terug, zich afvragend of hij iets interessants, iets vervelends of helemaal niets heeft meegemaakt.’

De kleine wensen en intriges zetten de mens als maat voor alle dingen in perspectief; de wens voor een kamer met uitzicht eerder, hier Aziz’ zenuwen die onmetelijke proporties aannemen als hij een uitstapje moet samenstellen voor de Britten. Passage to India is zowel in thematiek als in toon donkerder dan A room with a view. De onrechtvaardigheid van een rechtszaak die er geen is (de Britten die plaatsnemen op het podium in de rechtszaal zijn al letterlijk verheven boven de Indiërs nog voor de zaak begint), doet denken aan de tragiek van To kill a mockingbird, maar Forster is ironischer. Hij levert een bredere kritiek op de Britse samenleving, die beschaving wil brengen maar verzandt in oogkleppenlevens en het uithollen van een etiquette wanneer die in een totaal andere omgeving wordt geplaatst.

Daarmee plaatst Forster zich tegenover de geest van Walt Whitmans gedicht, waaraan hij de titel voor zijn roman ontleent. Terwijl Whitmans tocht naar India uitmondt in een tocht over alle zeeën heen en alle mensen als kinderen van God verzamelt, drijft Forsters tocht mensen uit elkaar; Juffrouw Quested vaart terug naar Engeland, Fielding en Aziz’ vriendschap kan nooit volmaakt zijn. Enkel mensen die niet in de realiteit staan kunnen idealen van gelijkheid en hoop koesteren. Veel meer dan een bestendigende blik op kolonisatie is het een ironisch mensbeeld. Daarom is Forsters cynisme nooit echt tragisch; het gaat niet echt om verveling, of onrechtvaardigheid, maar meer om dat het uiteindelijk allemaal tot zeer weinig is terug te brengen (in het hokje ‘casual nihilism’ zou hij misschien te passen zijn).

Forsters beeldschetsing van de hypocrisie en imperfecties gaat voorbij aan zijn context en wordt zo universeel, maar vindt ook zijn kracht in de situering in een heet en dor India, met de vriendschap tussen Aziz en Fielding als rijkste relatie, die ontmoeting en afstoting samenbalt. En uiteindelijk misschien vooral in het half grappige half tragische nihilisme dat even elegant als droog is gebracht.

✎ DE SCHRIJVER

Forster wordt geboren in Londen en leert tijdens zijn studies in Cambridge de artistieke geesten kennen met wie hij later samen de Bloomsbury Group vormt. Hij is een reiziger, die verliefd is op de antieke cultuur in Griekenland en Italië, in Duitsland als privéleraar werkt om de taal te leren en later naar Egypte en India trekt. Passage to India verwerkt zijn reiservaringen, en is opgedragen aan Ross Masood, een jonge Indische student op wie hij verliefd was geworden en die trekken van Aziz heeft.

► VERDICT

Het moeilijke aan Forsters werk is dat er niet meteen een perfect publiek voor bestaat, omdat hij diepe thema’s (verschillen tussen culturen, de mogelijkheid van vriendschap) combineert met een illusieloos mensbeeld en ze zo eigenlijk zelf opzij schuift. Maar toch zeker lezen, al weet ik dus niet precies waarom (ik denk om de humor, Brits eigenzinnig).

door Ana

Plaats een reactie