
Een vijftienjarig meisje met mannenhoed en schoenen van goudlamé, mager, nog een kind: zo ziet het hoofdpersonage eruit van L’ Amant, Marguerite Duras’ (1914-1996) autobiografisch relaas van haar jeugdjaren in Frans Indochina (het huidige zuiden van Vietnam). Het boek werd een absolute bestseller, vertaald in 35 talen met meer dan drie miljoen verkochte exemplaren. De combinatie van een tragische jeugd – met een gestorven vader, wanhopige moeder, gokverslaafde broer en armoedig leven – liefde als onderwerp en de tropische context van de kolonie, verzamelt alle ingrediënten voor een roman die iedereen aanspreekt.
Toch heeft het boek nul procent gelijkenis met de gedramatiseerde terugblik naar een moeilijke jeugd die tegenwoordig het onderwerp van elke roman is: Duras schrijft afstandelijk, sec, lucide; het bezorgt haar de Prix goncourt in 1984. Het verhaal ontspint zich vanuit de herinnering van de oude schrijfster, die zich afvraagt waarom ze haar jeugd al is verloren op haar achttiende: toen zijn er groeven gekomen en een uitdrukking die haar eerdere schoonheid tenietdeed. In zij-vertelling kijken we naar het vijftienjarig meisje dat aan de veerpont bij de Mekong – de rivier en het water spelen een belangrijke rol in het boek – een rijke Chinese man ontmoet, die haar meeneemt met zijn limousine.
De niet-structuur waarbij het leven door elkaar begint te lopen als de schrijfster de vraag naar haar ouder worden schetst, is een versplintering waardoor tegelijkertijd het leven aan elkaar begint te hangen
De ‘minnaar’, die net als alle andere hoofdpersonages zonder naam blijft, wordt op slag verliefd op het jonge meisje met de gekke hoed (de hoed, die verwisselbaar wordt met het zoeken naar identiteit van het meisje, tussen grap en aandachtstrekkerij in, het uitzicht van een prostituee en een zakenman tegelijkertijd). Ze hebben seks in de kamer van de man in Cholen, maar steeds gaat het meisje terug naar het staatspension in Saigon. Als haar moeder vermoedt dat ze een relatie hebben, slaat ze haar. Haar moeder, noch haar broers richten ooit het woord tot hem, danken hem nooit voor dure maaltijden; een Chinees kan nooit partij zijn. Zijzelf schaamt zich voor hem, weet zelf niet of ze met hem samen is louter voor het geld, als vlucht uit de armoede. De vertelling wisselt tussen ik- en zij-vertelling, ik als het een herinnering betreft, een duiding bij de voorbije tijd; zij als we het meisje zien bewegen in het moment.

Niet alleen de afwezigheid van namen geeft een gevoel van vervreemding, ook de aanhoudende focus op het lichaam doet dat, alsof het van iemand anders is, het schrale lichaam tussen meisje en vrouw; het onzekere lichaam van de verliefde man. De voortdurende tijdswisselingen plaatsen het verhaal van de liefde naast de jeugd en de problematische gezinsrelatie, en de latere jaren in de oorlog in Frankrijk en wanneer alle familieleden gestorven zijn. Die niet-structuur waarbij het leven door elkaar begint te lopen als de schrijfster de vraag naar haar ouder worden schetst, is een versplintering waardoor tegelijkertijd het leven aan elkaar begint te hangen. Maar het is een leven dat niet chronologisch kan lopen: “L,’histoire de ma vie n’existe pas. Ca n’existe pas. Il n’y a jamais de centre”. We ‘ontdekken’ niks, het is duidelijk van bij de eerste ontmoeting dat de geliefden uit elkaar zullen gaan, duidelijk van bij de introductie van haar broers dat de jongste zal sterven. De oudere broer blijft het banale kwaad in persoon. Het telefoontje waarmee het werk eindigt, is slechts bevestiging dat de liefde bestond, maar lost niets op.
Duras noemde Sartre een ‘moralist’, die niet wist wat zuiver schrijven betekende
Het mooist in het werk is Duras’ taal en ritme, van een bedrieglijke eenvoud: de woorden dansen zichzelf aan elkaar tot zinnen; vaak is er een opstapeling, herhaling en verdraaiing van zinsdelen. De vele paragrafen geven een open gevoel. Het is een stijl die zichzelf niet laat zien, zoals Duras zelf zegt in een interview, “qui jamais ne “coupe” le lecteur, ne prend sa place”, maar die van het ene beeld in het andere vloeit: “de la malfaisance de mon frère à la description du ciel équatorial, de la profondeur du mal à la profondeur du bleu, de la fomentation du mal à celle de l’infini”. Een schrijven dat zich tijdens het schrijven verfijnt, herbedenkt. Duras noemde Sartre een ‘moralist’, die niet wist wat zuiver schrijven betekende, in tegenstelling tot zijzelf, slechts de schoonheid van de taal en de kracht van het verhaal opzoekend.
De beelden rijzen krachtig op: het mooie lichaam van Hélène Lagonelle onder het muskietennet in de hete nacht in het pension, zonder stem, de enige vriendin die het meisje benijdt en begeert om haar borsten, perfecte lichaam. Het schip dat ten slotte zal vertrekken, het treurige geloei waardoor alle omstaanders beginnen te huilen, en de limousine van de minnaar die duister aan de kant staat en blijft staan tot zij uit het zicht verdwijnt, naar Frankrijk. Geuren van jasmijn, pinda’s, wierook, houtskoolvuur; de herinneringen aan de oude veranda, verhalen over tijgers in de rimboe.
Een groot deel van Duras’ oeuvre neemt haar leven als leidraad, maar l’Amant is op de meest directe manier autobiografisch
Critici hebben Duras weleens sentimenteel genoemd (“fleur bleue” in het Frans), en zeker is dat de liefde en tragiek mee de harten van lezers hebben veroverd, maar Duras speelt er bewust mee. Ze zet een duister familieportret neer, onverzorgde kinderen op gezinsportretten en een wanhopige moeder die slechts haar oudste, criminele zoon ‘kind’ noemt. Maar de illusieloosheid is echt, de liefde blijft omdat ze voorbijgaat: “Je n’ai jamais écrit, croyant le faire, je n’ai jamais aimé, croyant aimer, je n’ai jamais rien fait qu’attendre devant la porte fermée” (proza als poëzie). De liefde voor de kleine broer – twee jaar ouder dan zij – wordt nooit bevestigd met blikken of gesprekken, ze ontvangt slechts één brief van hem in de tien jaren dat ze in Frankrijk woont, maar is toch absoluut: wanneer ze hoort dat hij is gestorven, wordt heel haar verdere leven gekleurd door de dood.
Duras is eerlijk; op een bepaald moment geeft ze toe bijna te vergeten schrijven dat er ook gelachen werd, veel gelachen. Een groot deel van Duras’ oeuvre neemt haar leven als leidraad, maar l’Amant is op de meest directe manier autobiografisch, zoals de verteller in het werk zelf aangeeft: “J’ai beaucoup écrit de ces gens de ma famille, mais tandis que je le faisais ils vivaient encore, la mère et les frères, et j’ai écrit autour d’eux, autour de ces choses sans aller jusqu’à elles.” Daarmee is het ook het verhaal van hoe ze schrijver wordt, een meisje dat zwijgt en kijkt.
door Ana
